Erkenning van eigendom stuit verjaring, maar wat gebeurt daarna?

Geschreven door Thijs Liebregts
4 december 2019

Hoe stuiting van verjaring van ontruimingsvordering dient plaats te vinden heb ik eerder uiteengezet. Erkenning van het recht van de eigenaar kan een manier zijn waardoor de lopende verjaringstermijn wordt gestuit. Maar wat gebeurt er als er een stuiting plaatsvindt maar de feitelijke situatie verandert niet? De bezitter blijft gewoon hetzelfde gebruik voortzetten en de eigenaar treedt niet op? De wet lijkt hier een duidelijk antwoord te geven, maar in jurisprudentie is twijfel ontstaan. Een korte toelichting is op zijn plaats.

Bezit na stuiting

Stuiting van de verjaringstermijn en de gevolgen daarvan zijn geregeld in artikel 3:319 van het Burgerlijk Wetboek. In dat artikel is bepaald dat na stuiting van de verjaring van een vordering een nieuwe termijn begint te lopen. Deze nieuwe termijn is vijf jaar óf zo lang als de oorspronkelijke termijn nog zou hebben geduurd zonder de stuiting. Over bezit van grond en de vordering tot ontruiming wordt niets gezegd. Het artikel lijkt echter geen ruimte te laten voor uitzonderingen.

Zaunbrecher / Roelfsema

In 2010 verscheen echter een opvallende overweging in een arrest van de Hoge Raad. In de zaak Zaunbrecher / Roelfsema werd door erkenning de verjaringstermijn gestuit. Voor de situatie na deze stuiting nam de Hoge Raad de volgende overweging op:

“Dat brengt niet alleen mee, zoals het hof in rov. 9 heeft geoordeeld, dat de (veronderstelde) verjaring van de vordering tot revindicatie van de strook grond is gestuit, maar laat ook geen andere conclusie toe dan dat [betrokkene 3] in ieder geval vanaf 29 september 1995 niet (langer) als bezitter van de strook grond kan worden aangemerkt (zoals het hof, blijkens rov. 5 van zijn tweede tussenarrest, vooralsnog in het midden had gelaten). Erkenning door [betrokkene 3] van de aanspraken van de eigenaar van perceel [astraat 2] op de strook grond houdt immers in dat zij de strook grond houdt voor de eigenaar van perceel [astraat 2] (blijkens de getuigenverklaringen: met diens toestemming) en niet voor zichzelf.”

De Hoge Raad stelt dus dat na erkenning niet een nieuwe termijn gaat lopen zoals in de wet is opgenomen. Hij is van mening dat bij bezit van onroerende zaken opnieuw moet worden gekeken of nog wel sprake is van bezit. Deze vraag wordt vervolgens vrij ongemotiveerd maar helder beantwoord: Na erkenning wordt de oorspronkelijke bezitter houder. Deze korte en krachtige conclusie verdiende een betere motivering.

Zonder actie blijft bezit bestaan

In de annotatie die bij dit arrest verscheen is door F.M.L. Verstijlen aangegeven dat behalve erkenning iets additioneels nodig is om van bezitter houder te worden. Die mening deel ik. Na de stuiting van de verjaringstermijn moeten partijen een afspraak hebben gemaakt of de eigenaar moet nadrukkelijk toestemming voor het gebruik hebben gegeven, die niet wordt weersproken, zodat de bezitter houder wordt. Het moment van stuiting is dus een moment voor de eigenaar om stappen te verdere stappen te ondernemen. Gebeurt er niets na de erkenning, dan blijft de bezitter gewoon bezitter en gaat de nieuwe termijn lopen.

Deze conclusie doet recht aan artikel 3:319 BW en is ook acceptabel in het licht van het verbod van interversie. Dat verbod betekent dat bezit niet zonder duidelijke acties kan overgaan in houderschap. Ook op dit punt gaf de Hoge Raad geen toelichting, maar is het aanvaardbaar dat afspraken of een toestemming leiden tot omzetting van bezit naar houderschap.

Conclusie

De overweging van de Hoge Raad is tamelijk ongenuanceerd maar gaf wel een nieuw inzicht in artikel 3:319 BW. Dat artikel komt limitatief over maar biedt blijkbaar meer ruimte dan gedacht. Enkel een stuiting door erkenning lijkt mij niet voldoende om aan te nemen dat daarna houderschap ontstaat. Als er afspraken worden gemaakt of er wordt door de eigenaar toestemming gegeven het gebruik voort te zetten, dan kan houderschap ontstaan.

LiebregtsLeistra

Waar kunnen we u mee helpen?

Contact