Bij verjaring kan de notaris een bijzondere rol spelen. Een partij die meent dat hij door verjaring eigenaar is geworden van een stuk grond, kan de notaris namelijk verzoeken deze verjaring in te schrijven in de openbare registers en de overdracht van het eigendom formeel vast te leggen. Dit verzoek kan de notaris honoreren máár hij kan het ook weigeren. Wat is nu precies de rol van de notaris bij verjaring?
Rol van de notaris
De notaris kan op grond van artikel 34 Kadasterwet een verzoek krijgen om een verjaring in te schrijven. Hij moet dan beoordelen of de verjaring daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Doorgaans wordt een dergelijk oordeel met rechtsgevolgen alleen door de rechter gegeven. Dat de notaris hierover mag oordelen is dus zeer bijzonder. De notaris is bij de uitvoering van zijn werkzaamheden uiteraard gebonden aan zorgvuldigheidseisen. Deze eisen zijn ook tuchtrechtelijk vastgelegd, dus des te meer reden voor de notaris om zorgvuldig met een verzoek om te gaan. Een notaris zal om deze redenen vaak ook zeer terughoudend zijn wanneer hij een verzoek tot inschrijving van een verjaring krijgt.
Het verzoek zal volgens artikel 37 van de Kadasterwet eerst worden voorgelegd aan de partij die op dat moment als eigenaar staat ingeschreven. Die partij kan vervolgens aangeven of hij akkoord is met inschrijving van de verjaring en de daaraan gekoppelde eigendomsoverdracht. Als hij niet akkoord gaat volgt de beoordeling van de notaris of voldoende en overtuigend bewijs is overgelegd dat de verjaring daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Als de wederpartij akkoord gaat of de notaris is volledig overtuigd, kan hij beslissen de verjaring en eigendomsoverdracht ter inschrijving aan te bieden aan de bewaarder van de openbare registers. Deze zal de inschrijving verwerken, waarna de eigendomsovergang definitief is.
Verjaring niet overtuigend aangetoond
Als de wederpartij niet instemt en de notaris is niet volledig overtuigd van de verjaring dan kan hij de verjaring desalniettemin laten inschrijven in register D, het register voor voorlopige aanwijzingen. Het eigendom van de betwiste grond verandert dan niet. Met een vermelding in dat register is voor derden duidelijk dat een discussie over het eigendom speelt. Dat kan voorkomen dat er handelingen op of met de grond worden verricht die later zouden moeten worden teruggedraaid. Een mogelijke koper van de betrokken grond zal bijvoorbeeld door de notaris worden geïnformeerd over de inschrijving en kan daar rekening mee houden.
Kort geding om verjaring te laten inschrijven
Als de bewaarder van het kadaster slechts het verzoek met de bedenkingen in register D inschrijft, kan de verzoeker op grond van artikel 3:20 BW een kort geding starten om de verjaring alsnog definitief in te laten schrijven. Dit is dan ook wat de gemeente Maastricht in een kort geding vorderde. Op 17 juni 2015 verzocht de gemeente een notaris de verjaring met betrekking tot een strook grond in te schrijven. De notaris kreeg echter geen toestemming van de kadastrale eigenaar en achtte het niet overtuigend bewezen dat de verjaring was voltooid. Hij liet het verzoek inschrijven in het register voor voorlopige aantekeningen. De gemeente startte daarop een kort geding waarin recent het vonnis werd uitgesproken.
Spoedeisend belang
Normaliter moet voor een kort geding een spoedeisend belang worden aangetoond. De voorzieningenrechter oordeelt hier dat dit niet vereist is, omdat hij nadrukkelijk door de wetgever is aangewezen voor deze procedure. Tevens oordeelt de voorzieningenrechter dat deze procedure zich leent voor een beoordeling in kort geding nu partijen voldoende informatie hebben verstrekt en de zaak hem niet zeer gecompliceerd voorkomt. Hierop volgt een uitgebreide beschouwing van de feiten en juridische aspecten. De rechter oordeelt op grond van deze beschouwing dat geen sprake is van verjaring en wijst de vordering van de gemeente af. Daarbij wordt de gemeente veroordeelt in de proceskosten van zowel de bewaarder van het kadaster als de eigenaar. Hierbij merkt de rechtbank nog op dat het in beginsel niet nodig was om deze vordering ook tegen de grondeigenaar in te stellen, omdat het geschil tussen de bewaarder en de gemeente speelt.
Conclusie
De notaris zal altijd zeer terughoudend zijn in het inschrijven van een verjaring. Als hij ten onrechte de verjaring inschrijft is hij tuchtrechtelijk aansprakelijk en kan hij voor de schade worden aangesproken. De mogelijkheid om vervolgens in kort geding inschrijving af te dwingen is in theorie een snelle en duidelijke route. Maar waarom wordt dan niet ieder verjaringsgeschil op deze manier aan de rechter voorgelegd?
In de praktijk is het onzeker of de kort gedingrechter volledig toetst en snel genegen is de vordering toe te wijzen. Een kort geding omvat een korte behandeling, waarin geen ruimte is voor getuigenverhoren of het aanvoeren van extra bewijsmateriaal. Het is dus een korte route, maar wel met risico’s. In de genoemde procedure had de gemeente steekhoudende argumenten om haar vordering te onderbouwen, toch werd deze door de rechtbank afgewezen.