Stilzwijgende bruikleen, de oplossing bij bezit en verjaring?

Geschreven door Thijs Liebregts
21 november 2018

Verjaring van een vordering tot ontruiming is alleen mogelijk wanneer sprake is van bezit. De vereisten voor bezit zijn zeer strikt. In sommige gevallen moet bezit worden aangenomen, maar er zijn veel omstandigheden denkbaar waardoor gen bezit ontstaat. Bijvoorbeeld; wat als de gebruiker heeft aangegeven de grond te willen kopen of afspraken wil maken om de grond te kunnen blijven gebruiken? Is er dan nog wel sprake van ondubbelzinnig bezit en is er dan nog wel ruimte voor verjaring? De rechtbank Arnhem zette in 2012 een interessante lijn uit waarin zij aannam dat er sprake kan zijn van een stilzwijgende bruikleenovereenkomst. Door het overleg en gedragingen van partijen ontstaat een rechtsverhouding (de overeenkomst) waardoor de gebruiker houder wordt en niet de bezitter kan zijn. Inmiddels is deze lijn genuanceerd en kunnen we kijken naar de gevolgen voor de praktijk.

Stilzwijgende bruikleen volgens de Rechtbank Arnhem

Stilzwijgende bruikleen werd door de Rechtbank Arnhem in 2012 in twee zaken gebruikt als onderbouwing dat geen bezit kon bestaan bij gebruikers van gemeentegrond en er dus geen ruimte was voor verjaring. In de eerste zaak stuurde de gemeente in 1949 en 1963 brieven aan bewoners die gemeentegrond in gebruik hadden. De meeste bewoners hadden een erfpachtrecht op de ondergrond bij hun woning en kregen het aanbod ook de gemeentegrond in erfpacht te verkrijgen. Partijen kwamen echter niet tot een erfpachtconstructie. De Rechtbank oordeelde vervolgens in 2012 dat door deze brieven een stilzwijgende bruikleenovereenkomst tot stand is gekomen. Dus zonder instemming van de gebruikers werd een rechtsverhouding (de overeenkomst) gecreëerd, die leidt tot houderschap en bezit dwarsboomt.

Huidige bewoner X,  was echter niet dezelfde partij als waarmee de stilzwijgende bruikleenovereenkomst tot stand zou zijn gekomen (dat waren zijn ouders). De stilzwijgende bruikleenovereenkomst kon volgens de Rechtbank daarom niet jegens hem werken en hij werd dus toch als bezitter aangemerkt en door verjaring eigenaar. Hierbij neemt de Rechtbank niet in ogenschouw dat X de overige grond in erfpacht heeft en dus niet de eigenaar is van die grond. Die omstandigheid heeft namelijk meer dan eens geleid tot de conclusie dat er geen sprake is van ondubbelzinnig bezit.

In een tweede vonnis van de Rechtbank Arnhem werd deze redenering bevestigd. Overigens was deze redenering niet geheel nieuw maar werd deze bijvoorbeeld al eerder door de Rechtbank Amsterdam gehanteerd.

Toch geen stilzwijgende bruikleen

Tegen één van de genoemde vonnissen werd hoger beroep in gesteld en in 2013 volgde het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het standpunt van de Rechtbank dat een stilzwijgende bruikleenovereenkomst bestond, werd door het Hof onjuist geacht. Het Hof overwoog onder andere:

“Ook in de dagvaarding in eerste aanleg heeft de gemeente gesteld dat aan [geïntimeerde] noch aan diens rechtsvoorgangers expliciet toestemming is gegeven om de strook te gebruiken, zodat het gebruik van de strook een onrechtmatige inbreuk inhoudt op het eigendomsrecht van de gemeente. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van het hof niet louter uit het feitelijke gebruik van de strook het bestaan van een stilzwijgende bruikleenovereenkomst afgeleid worden.”

Dit oordeel lijkt mij volkomen terecht. In de situatie dat een grondeigenaar afspraken probeert te maken met een bezitter over hoe het gebruik van grond in de toekomst moet worden, leidt dit niet tot bruikleen. Dit geldt des te meer indien partijen er niet uitkomen. Dit is door de gemeente nogmaals bevestigd in latere correspondentie waarin werd vermeld dat er geen toestemming was voor het gebruik. Als partijen er niet uitkomen en de bezitter blijft gewoon de grond gebruiken, dan is het aan de eigenaar om op te treden. Doet hij dit niet dan verjaart zijn vordering na voltooiing van de termijn. Een stilzwijgende bruikleenovereenkomst is redelijkerwijs niet acceptabel als de bezitter nadrukkelijk weigert zijn medewerking te verlenen.

Conclusie

Stilzwijgende bruikleen leek een korte tijd de oplossing te zijn voor grondeigenaren die ooit overleg hadden gehad over het gebruik van hun grond, maar niet tot afspraken waren gekomen. Zij konden ogenschijnlijk met succes betogen dat zij stilzwijgend toestemming hadden gegeven en er dus geen verjaring kon optreden. De Rechtbank Arnhem werd in 2013 echter teruggefloten. Stilzwijgende bruikleen kon toch niet worden aangenomen wanneer er niet duidelijk toestemming was verleend of anderszins een aanvullende motivering bestond. Een makkelijke oplossing voor grondeigenaren is dus verdwenen maar het oordeel van het Hof hierover lijkt mij een terechte rechtsontwikkeling.

LiebregtsLeistra

Waar kunnen we u mee helpen?

Contact