Verjaring bij inbezitneming nieuwe grond aan een rivier

Geschreven door Thijs Liebregts
15 november 2019

Verjaring is aan strikte vereisten gebonden. Bewijsvoering is een belangrijk onderdeel van juridische procedures over dit onderwerp en alle omstandigheden van het geval spelen een rol. Zo ook wanneer nieuwe grond naast een rivier ontstaat en in gebruik wordt genomen. Ik trad recent op als advocaat bij een beroep op verjaring, waarbij door de verlegging van de IJssel in 1972 circa 3,7 hectare nieuw land was ontstaan (inclusief een vijver in deze strook grond). Deze nieuwe strook werd direct in bezit genomen door de vader van eiser. Eiser doet anno 2014 een beroep op de mondelinge eigendomsoverdracht ten ten tijde van de verlegging en subsidiair een beroep op verkrijgende, dan wel bevrijdende verjaring. De bewijsvoering zal ik hier toelichten, evenals de conclusies van de Rechtbank Gelderland.

Voorgeschiedenis

Eiser exploiteert een agrarisch bedrijf ter grootte van circa 77 hectare aaneengesloten grond, gelegen aan de buitenkant van een bocht in de IJssel. Door het meanderen van de rivier werd jarenlang grond weggeslagen. Om deze ongewenste ontwikkeling tegen te gaan werd de IJssel in de jaren ’70 op verschillende plaatsen verlegd. De slingerende werking werd beperkt door grond in de binnenbochten weg te graven en aan de buitenbochten toe te voegen. Zo ook bij het agrarisch bedrijf van eiser. Circa 2,4 ha landbouwgrond ontstond op die manier met daarin nog een vijver van circa 1,3 ha. De vader van eiser sprak met de Staat der Nederlanden af dat hij eigenaar van deze grond zou worden, nu eerder gronden van hem in de rivier waren verdwenen. Hij nam de grond in bezit en decennialang ging iedereen ervan uit dat het zijn eigendom betrof. Rond 2012 bleek de Staat echter als eigenaar van de grond in de openbare registers te zijn vermeld. Na overleg bleken partijen niet tot een akkoord omtrent de overdracht te kunnen komen en was een juridische procedure nodig om tot een oplossing te komen.

Bezit door in gebruik nemen strook grond aan een rivier

Overdracht van het eigendom door de mondelinge toezeggingen in de jaren ’70 wordt door de rechtbank van de hand gewezen. De verklaringen van de vader van eiser worden hiervoor niet voldoende geacht. Het beroep op bevrijdende verjaring werd door de rechtbank toegewezen. Hierbij werden de volgende omstandigheden door de rechtbank expliciet in haar vonnis van belang geacht:

  • De nieuwe grond is sinds het ontstaan beteeld door eiser en zijn vader en hier liep hun vee;
  • De Staat heeft de nieuwe grond nooit in gebruik gehad;
  • Over de gehele lengte van de nieuwe grond en het onbetwiste eigendom van eiser staan betonnen grenspalen aan de zijde van de rivier die daarmee een zichtbare grens vormen tussen de nieuwe grond en de rivier;
  • De Staat heeft drinkplaatsen voor het vee van eiser aangelegd op de nieuwe grond én op het onbetwiste eigendom van eiser;
  • De percelen zijn nooit afgebakend geweest als zijnde bezit van een ander dan eiser of zijn vader;
  • De nieuwe grond is alleen over het eigendom van eiser bereikbaar;
  • Eiser en zijn vader verlenen al decennialang vis- en looprechten op de vijver in de nieuwe grond aan de lokale visvereniging.

De stelling van de Staat dat zij drinkplaatsen op de grond aanlegde en waterschapsbelasting zou hebben betaald voor de nieuwe grond doet niet af aan het vorenstaande, evenals andere verweren die als niet relevant door de rechtbank worden gepasseerd.

Stilzwijgende bruikleen

De Staat beroept zich op een (stilzwijgende) (gedoog)toestemming die zou zijn verleend, waardoor houderschap zou zijn ontstaan. Hiermee wordt een link gelegd met een lijn in de jurisprudentie die in 2013 al grotendeels is verlaten. Elders op deze website heb ik uiteengezet waarom een beroep op stilzwijgende bruikleen eerder door het Hof Arnhem-Leeuwarden niet werd aanvaard. De Rechtbank Gelderland komt nu in deze zaak tot een vergelijkbare conclusie. Zij overweegt dat partijen in de jaren ’70 niet tot een overdracht kwamen, maar de vader van eiser wel de grond ging gebruiken zonder dat er sprake was van toestemming, dan wel gedogen, zoals de Staat betoogt. Bruikleen moet een grondslag hebben, die ontbreekt hier.

De Rechtbank komt op grond van deze omstandigheden tot de conclusie dat is voldaan aan de vereisten van bezit en dat hier sprake is van bevrijdende verjaring waardoor eiser van rechtswege het eigendom van de nieuwe grond heeft verkregen. De Staat wordt veroordeeld tot medewerking aan inschrijving van de verjaring. Inmiddels is de grond overgedragen aan cliënt. Tegen het vonnis is geen beroep ingesteld.

Conclusie

Bezit en verjaring met betrekking tot nieuwe gronden aan een rivier komt zelden voor. Eén van de overwegingen in deze zaak was het feit dat de Staat als eigenaar volgens de openbare registers in de praktijk nooit daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de grond. Dit is dus relevant. Enkele andere relevante omstandigheden zijn genoemd. Daarbij speelt ook een rol dat de Staat zich nooit om de grond heeft bekommerd. Zij pleegde bijvoorbeeld wel onderhoud aan andere stroken grond in de omgeving maar deze grond werd niet betreden of onderhouden. De Rechtbank bevestigt daarnaast dat geen sprake kan zijn van bruikleen, als hier geen nadrukkelijke afspraken over zijn gemaakt of andere aanwijzingen voor bestaan.

LiebregtsLeistra

Waar kunnen we u mee helpen?

Contact