Ruilverkaveling is het ruilen van percelen om voor alle partijen tot een betere indeling te komen. Door deze nieuwe verkaveling kunnen bijvoorbeeld grotere percelen worden gecreëerd en andere delen voor natuurdoeleinden worden gebruikt. Na een ruilverkaveling kan geen aanspraak meer worden gemaakt op lopende verjaringstermijnen. Er ontstaat een compleet nieuwe eigendomssituatie waarbij de nieuwe notariële situatie het uitgangspunt is. Dit heet de titelzuiverende werking van de ruilverkaveling en dit volgt uit artikel van de Landinrichtingswet. Wel kan er na de ruilverkaveling een nieuwe termijn gaan lopen. Daar heeft Hof ’s-Hertogenbosch recent een interessante uitspraak over gedaan.
Ruilverkaveling
In deze zaak heeft de moeder van appellant in 1989 twee stukken grond verkocht aan de toenmalige gemeente Hunsel. De gemeente heeft de grond vervolgens in bezit genomen door er een weg, sloot en berm op aan te leggen. Vervolgens vond in 1993 een ruilverkaveling plaats in het gebied. Bij die ruilverkaveling wordt een fout gemaakt door de Landinrichtingscommissie die belast is met het maken van een geschikte herindeling. De commissie vergeet de verkoop van de grond aan de gemeente mee te nemen in de herindeling. Dit heeft als gevolg dat de grond vanaf dat moment weer het juridisch eigendom van de moeder van appellant is geworden.
Kadaster
De fout wordt in 2004 ontdekt door het kadaster. Zij geven aan de fout te willen herstellen. Vervolgens weigert appellant (die inmiddels eigenaar was geworden) medewerking aan de inmeting en wijziging door het kadaster. Zonder zijn medewerking wordt het eigendom vervolgens toch op verzoek van de gemeente door het kadaster ingeschreven. Vervolgens volgt er een bestuursrechtelijke procedure waarin appellant deze gang van zaken met succes aanvecht. Het kadaster wordt gedwongen de inschrijving te herstellen en de stukken grond worden dus weer op naam van appellant gezet.
Verjaring
De gemeente vordert vervolgens in een civiele procedure als eigenaar van de stroken grond wordt aangemerkt. Zij stelt door verjaring te goeder trouw (volgens artikel 3:99 BW) eigenaar te zijn geworden. Het Hof wijst die vordering toe. Hierbij overweegt het Hof dat de gemeente in 1989 door de verkoop het eigendom en bezit van de grond verkreeg. Door de ruilverkaveling in 1993 werd de moeder van appellant echter weer eigenaar en werden alle eventuele voorafgaande verjaringsperiodes “weggepoetst”. Het Hof oordeelt dat de gemeente echter ook na de ruilverkaveling bezitter van de grond was zodat er na de ruilverkaveling een verjaringstermijn van 10 jaar liep. Deze termijn was dus voltooid voor het kadaster in 2004 de fout ontdekte.
Goede trouw
Verjaring te goeder trouw is in principe alleen mogelijk als de partij die zich daarop beroept niet door raadpleging van de openbare registers hoefde te weten dat het eigendom van de grond niet bij hem lag. De fout van de commissie is hier niet aan de gemeente te wijten en de gemeente ging er samen met andere betrokken partijen vanuit dat het wel goed zou zitten. Dat de gemeente de openbare registers onder die omstandigheid niet hoefde te raadplegen vindt het Hof in Den Bosch voldoende reden om haar niet kwalijk te nemen dat zij dat niet heeft gedaan. De gemeente wordt dus als te goeder trouw aangemerkt en door verjaring weer eigenaar.
Advies
Goede trouw wordt hier vrij soepel aangenomen, terwijl de gemeente na de herverkaveling mogelijk toch zorgvuldigheidshalve even had kunnen controleren of alles in orde was. Het Hof oordeelt dat de gemeente dat niet hoefde te controleren en dat gezien de bijzondere omstandigheden van het geval hier toch een beroep op verkrijgende verjaring mogelijk is. Het beroep op goede trouw lijkt hier weer een zet in de rug te krijgen. Het heeft er alle schijn van dat dit wordt ingegeven door de redelijke uitkomst daarvan; de gemeente kocht ooit de grond, de gemeente was bezitter van de grond en er werd een fout gemaakt bij de ruilverkaveling. Het is dan natuurlijk moeilijk de gemeente aan te rekenen dat zij de registers niet controleerde. Het creëert echter de mogelijkheid te bepleiten dat partijen gezien de omstandigheden te goeder trouw waren en de registers daarbij geen rol spelen.
Met dit arrest wordt voortgeborduurd op een arrest van het Hof Amsterdam van eerder dit jaar waarin goede trouw ook relatief eenvoudig werd aangenomen.